Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de vader geen recht heeft op aftrek voor uitgaven voor levensonderhoud voor zijn 25 jarige studerende en werkende zoon, gelet op het eigen inkomen en eigen vermogen van de zoon.

Belanghebbende, X, heeft een zoon van 25 jaar die een opleiding volgt aan het ROC en daarvoor ook werkt bij een ICT bedrijf. X betaalt voor hem lesgeld, reiskosten, kost en inwoning en stelt hem in staat met zijn auto naar de werkgever te rijden. In 2009 brengt X in verband hiermee 1.400 euro in aftrek als uitgaven voor levensonderhoud. Als de inspecteur de aftrek niet toestaat, gaat X in beroep.
   
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X aannemelijk maakt dat hij 5.758,85 euro van de door hem gestelde uitgaven van 6.658,50 euro heeft gedaan voor zijn zoon. Omdat de zoon eigen vermogen heeft, geldt als uitgangspunt dat X zich gedwongen kan voelen om aantasting van dat vermogen achterwege te laten voor zover het daardoor zou dalen tot onder de bijstandsnorm, in 2009 groot 5.455 euro, aldus de rechtbank. De zoon heeft eind 2009 een banktegoed van 10.086 euro, waarvan volgens X een bedrag van 5.503 euro door hem en zijn echtgenote is gespaard voor de inrichting van een eigen woning van de zoon in de toekomst. De rechtbank vindt dat echter geen reden om aantasting van het vermogen boven het normbedrag van 5.455 euro te voorkomen. De zoon had dus 4.631 euro kunnen bijdragen aan de door X gemaakte kosten, zodat 5.758,85 minus 4.631 = 1.127,85 euro kwalificeert als kosten voor aftrek levensonderhoud. Omdat dit bedrag minder is dan 408 euro per kwartaal heeft X echter geen recht op aftrek. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 2 augustus

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen