Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de vaste kostenvergoedingen van de dga niet per kostencategorie – vooraf of uiterlijk op het moment van uitbetaling – naar aard en veronderstelde omvang zijn gespecificeerd. De vergoedingen moeten dus geheel tot zijn loon worden gerekend. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

X bv heeft een dochter-bv die Bollywood-evenementen organiseert en een eigen radiostation heeft. De uitzendingen worden verzorgd door vrijwilligers. De heer A is directeur, enig aandeelhouder en enig werknemer van X bv. Hij stuurt de activiteiten in de dochter-bv aan. Vanaf 2002 krijgt A maandelijks vaste onbelaste vergoedingen van X bv voor representatie, telefoon en reizen. De representatievergoeding is € 150 omdat kantoor aan huis wordt gehouden en omdat tijdens vergaderingen consumpties, ontbijten, lunches en diners uit de privékeuken worden verstrekt. De telefoonvergoeding is € 50 voor de zakelijke gesprekken met de privé-telefoon en de reisvergoeding is € 250 voor het gebruik van de privéauto's voor alle zakelijke ritten en het woon- werkverkeer. Vanaf mei 2011 stelt X bv een auto aan A ter beschikking zonder enig privégebruik in de LB-sfeer te verantwoorden. In geschil zijn de LB-naheffingsaanslagen over 2010, 2011 en 2012 van in totaal € 40.432. Niet in geschil is dat X bv vanaf 2011 niet opteert voor de werkkostenregeling. Rechtbank Noord-Nederland verlaagt de aanslagen tot € 33.230. X bv gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2019/60.1.3) oordeelt dat de vergoedingen niet per kostencategorie – vooraf of uiterlijk op het moment van uitbetaling – naar aard en veronderstelde omvang zijn gespecificeerd (vgl. HR 7 maart 2008, 41.623, V-N 2008/15.18). De vergoedingen moeten dus geheel tot het loon van A worden gerekend (vgl. HR 23 januari 2009, 07/13576, V-N 2009/6.24). Op dit loon is terecht het gebruteerde tabeltarief toegepast. Door namelijk ondanks het ontbreken van enige specificatie de vergoedingen zonder inhouding uit te betalen, heeft X bv het verhaal op A – de facto of juridisch – zodanig bemoeilijkt, dat dit verhaal illusoir is. De correctie wegens privégebruik van de auto is ook terecht. Met de achteraf gereconstrueerde rittenadministratie is het zakelijke karakter van de ritten niet overtuigend aangetoond. Het beroep van X bv is slechts gegrond met betrekking tot een fout in het dictum van de uitspraak in eerste aanleg.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 47

Wet op de loonbelasting 1964 13bis

Wet op de loonbelasting 1964 15

Wet op de loonbelasting 1964 11a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 3 september

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen