X is gebruiker van een onroerende zaak waarvoor zij een aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte heeft ontvangen naar een heffingsgrondslag van drie vervuilingseenheden.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte 2019 naar het juiste bedrag aan X is opgelegd. De verordening biedt een rechtsgeldige basis om in het geval van X het aantal vervuilingseenheden via schatting te bepalen. De heffingsambtenaar heeft die schatting uitgevoerd op basis van het waterverbruik over de periode 20 november 2018 tot 26 november 2019. Rekening is gehouden met het feit dat er nog twee andere personen op het adres staan ingeschreven. De schatting is niet onredelijk. De rechtbank oordeelt verder dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de opbrengstlimiet is overschreden. De heffingsambtenaar heeft alle stukken over de kostendekkendheid waaronder de begroting ter inzage gelegd. Nu X haar stelling dat de opbrengstlimiet is overschreden daarna niet verder heeft toegelicht of geconcretiseerd, heeft de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast voldaan. Het beroep is ongegrond, X krijgt wel een ISV van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 14 juni