Rechtbank Den Haag verwerpt alle grieven van X tegen de aanslag forensenbelasting. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X, is eigenaar van een recreatiewoning in de gemeente Noordwijkerhout. X is woonachtig in Italië. In geschil is de aanslag forensenbelasting.
Rechtbank Den Haag (EK, 23 november 2017, SGR 17/262, V-N Vandaag 2018/601) verwerpt alle grieven tegen de aanslag forensenbelasting. De rechtbank oordeelt allereerst dat het in de verordening gemaakte onderscheid tussen inwoners en niet-inwoners overeenstemt met het onderscheid dat op dit punt wordt gemaakt in art. 223 Gemeentewet en dat dit onderscheid niet kan worden getoetst aan het discriminatieverbod van art. 1 Grondwet (vgl. HR 18 oktober 2013, V-N 2013/53.23). De rechtbank oordeelt vervolgens dat er geen grond bestaat om, in afwijking van eerdere jurisprudentie, dit onderscheid in strijd te achten met art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR. Nu forensenbelasting wordt geheven van iedere natuurlijke persoon, ongeacht zijn of haar nationaliteit, faalt het beroep van X op art. 18 VWEU. Ook het beroep van X op de artikelen 56 en 57 VWEU (vrijheid van dienstenverkeer), art. 63 VWEU (vrijheid van kapitaalverkeer) en art. 107 VWEU (verboden staatssteun) faalt. Er is geen grond voor het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU omdat er geen onduidelijkheid bestaat omtrent de uitleg van de begrippen 'vrijheid van kapitaalverkeer', 'vrijheid van dienstenverkeer' en 'staatssteun'.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 24 mei