Advocaat-generaal Niessen concludeert dat verdeling van de KIA over de vennoten in overeenstemming is met doel en strekking van de KIA. Voor de stelling van X dat er geen verdeling van de KIA over de vennoten hoeft plaats te vinden is geen steun te vinden in de wettekst.
X exploiteert samen met zijn broer in vof-verband een onderneming. De vof investeert in 2016 voor € 119.385 in bedrijfsmiddelen. X claimt in verband met deze investeringen een KIA van € 7254. X is in beroep echter van mening dat hij recht heeft op een KIA van € 15.096. Volgens X heeft iedere vennoot namelijk, bij een investering tussen de € 56.024 en € 103.748, recht op een KIA van € 15.687. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat verdeling van de KIA over de vennoten in overeenstemming is met doel en strekking van de KIA. Voor de stelling van X dat er geen verdeling van de KIA over de vennoten hoeft plaats te vinden is geen steun te vinden in de wettekst. De A-G merkt echter nog wel op dat een grammaticale uitleg van het huidige art. 3.41 Wet IB 2001 aanknopingspunten geeft voor de berekeningsmethode die X bepleit. Deze is echter in strijd met de bedoeling van de wetgever en leidt tot ongerijmde resultaten. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.41
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 10 februari
Carrousel: Carrousel