Belanghebbende, X bv, verzoekt in haar btw-aangifte over het eerste kwartaal van 2010 om teruggaaf. De inspecteur weigert om de teruggaaf te verlenen. Volgens de inspecteur moet X bv circa € 54.000 afdragen. In geschil is onder andere of X bv een bedrag aan btw mag aftrekken dat aan C bv, een zustervennootschap van X bv, in rekening is gebracht. X bv stelt hierbij dat er sprake is van een f.e. tussen haar en C bv. Rechtbank Haarlem oordeelt dat er geen f.e. tussen X bv en C bv bestaat en dat X bv de aan C bv in rekening gebrachte btw niet in aftrek kan brengen. De rechtbank overweegt daarbij dat C bv inmiddels facturen heeft opgesteld om de kosten met btw door te belasten aan X bv.
Hof Amsterdam oordeelt dat de btw slechts eenmaal in aftrek kan worden gebracht, hetzij bij X bv, hetzij bij C bv. Vervolgens stelt het hof vast dat de btw niet aan X bv in rekening is gebracht, maar aan C bv. Omdat er geen zekerheid kan worden verschaft of C bv de btw al in aftrek heeft gebracht, kan X bv de btw volgens het hof niet in aftrek brengen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15