Belanghebbende, X, is gebruiker van een winkel te Den Haag. Deze is gelegen in een gebied dat door de gemeente is aangewezen als Bedrijven Investeringszone (BI-zone) waarbinnen BIZ-bijdrage wordt geheven. In geschil is of de (te) late oprichting van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid (als bedoeld in art. 7 Experimentenwet BI-zones) moet leiden tot vernietiging van de aanslag BIZ-bijdrage van X. A-G IJzerman meent echter dat de aanslag moet worden vernietigd omdat deze is opgelegd zonder grondslag in een verbindende verordening (V-N 2015/38.19). Uit de feiten blijkt dat de verordening (i) is vastgesteld op 6 oktober 2011, (ii) bekendgemaakt is op 19 oktober 2011 en (iii) in werking is getreden op 1 januari 2012. Op geen van deze tijdstippen kon een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid worden aangewezen.
De Hoge Raad volgt het advies van A-G IJzerman niet op om de aanslag BIZ-bijdrage te vernietigen wegens een te late oprichting van een vereniging. Voor de vraag of de aanslag in zoverre rechtsgeldig is opgelegd dat hij berust op een verbindende verordening, is beslissend of de verordening verbindend was op het tijdstip waarop de aanslag werd opgelegd (zie HR 31 maart 1993, nr. 28034, BNB 1993/182). De onderhavige aanslag is opgelegd met dagtekening 31 mei 2012. Bij notariële akte van 26 april 2012 heeft de oprichting van de vereniging plaatsgevonden. Vanaf die laatste datum was derhalve sprake van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid waarmee de gemeente een overeenkomst in de zin van art. 7 lid 3 van de Experimentenwet heeft gesloten, welke overeenkomst, naar het hof kennelijk heeft aangenomen, door de vereniging is bekrachtigd. Daarmee is aan de vereisten in de BIZ-verordening van de gemeente Den Haag voldaan. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 9 november