Hof Den Haag oordeelt dat het verbod op gedwongen zelfincriminatie (nemo tenetur-beginsel) niet in de weg staat aan het nemen van een informatiebeschikking. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Belanghebbende, X, is het niet eens met een informatiebeschikking over de jaren 2015 en 2016. Deze informatiebeschikking is opgelegd vanwege de weigering van X om antwoord te geven op vragen van de inspecteur over een verzwegen bankrekening bij de UBS bank in Zwitserland. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de informatiebeschikking terecht is gegeven.

Hof Den Haag (V-N 2020/28.1.8) oordeelt dat het verbod op gedwongen zelfincriminatie (nemo tenetur-beginsel) niet in de weg staat aan het nemen van een informatiebeschikking. Het is (uiteindelijk) de rechter die over de bestraffing of beboeting oordeelt die zal moeten waarborgen dat een belastingplichtige diens recht om niet mee te werken aan zelfincriminatie effectief kan uitoefenen. Het hof stelt vast dat de inspecteur niet voldaan heeft aan zijn verplichting om de ongeschoonde versie van de op de zaak betrekking hebbende stukken in te dienen. Het hof verbindt aan dat verzuim echter geen gevolgen omdat het aannemelijk is dat het gaat om stukken waarvan de geheimhoudingskamer reeds geoordeeld heeft dat gedeeltelijke geheimhouding gerechtvaardigd is. Het hoger beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 december

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen