Het Spaanse Repsol Petróleo, S.A. vervaardigt energieproducten in het kader van een olieraffinageproces. Daarbij worden naast energieproducten verschillende andere producten verkregen, zoals zwavel, zware oliefracties en aromatische koolwaterstoffen en waterdamp. Deze producten worden vervolgens verkocht en gebruikt in de chemische industrie, maar worden deels ook opnieuw gebruikt in het productieproces. De Spaanse Belastingdienst is van mening dat Repsol accijns op minerale oliën is verschuldigd in verband met het gebruik dat zij ervan heeft gemaakt als verwarmingsbrandstof in haar productieproces, voor zover in dat productieproces ook niet-energiegerelateerde producten worden vervaardigd. Het eigen verbruik van energieproducten is uitsluitend van belastingheffing vrijgesteld voor zover dit verbruik is bedoeld voor de vervaardiging van andere energieproducten. Repsol is het hier niet mee eens. De Spaanse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.
Advocaat-generaal Szpunar concludeert dat het verbruik van energieproducten voor de productie van energieproducten, als het onvermijdelijk is dat bij het productieproces ook niet-energiegerelateerde producten worden verkregen, niet als een belastbaar feit wordt beschouwd. Dit geldt naar rato van het aandeel van deze producten dat overeenkomt met het aandeel van de vervaardigde energieproducten.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Accijns en verbruiksbelastingen, Milieuheffingen
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 28 april