X is eigenaar van twee restaurants en een hotel met bouwjaren 1870 en 1900. Voor belastingjaar 2018 stelt de heffingsambtenaar de waarden van de drie objecten vast op in totaal € 7.385.000. Dit is minder dan de koopprijs van de objecten op oktober 2017 van in totaal € 10.910.000. In geschil zijn de WOZ-waarden van deze objecten voor de jaren 2018 tot en met 2021.
Rechtbank Midden-Nederland verlaagt voor twee van de vier belastingjaren de WOZ-waarden van de horecapanden van X. Doordat de heffingsambtenaar niet onderbouwt hoe de totale koopprijs over de drie verschillende objecten verdeeld moet worden, bestaat namelijk de mogelijkheid dat op individueel niveau de waarde van een object te hoog is vastgesteld. Voor belastingjaar 2019 worden de WOZ-waarden voor twee van de drie objecten verlaagd, omdat de heffingsambtenaar voor die objecten de hoogte van de huurwaarde binnen de huurwaardekapitalisatiemethode onvoldoende aannemelijk maakt. De beroepen van X voor de jaren 2018 en 2019 zijn gegrond. Voor de jaren 2020 en 2021 zijn de beroepen van X ongegrond. Ook wordt een ISV van € 1500 en een PKV van € 4497 toegekend.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Editie: 13 november
Informatiesoort: VN Vandaag