
De Hoge Raad oordeelt dat het hof buiten de rechtsstrijd is getreden door aan te nemen dat van een bedrijfsopvolging geen sprake is omdat de moeder pas op 77-jarige leeftijd is toegetreden tot de vof. De andere broer had zich namelijk niet op het standpunt gesteld dat de agrarische bedrijfsopvolgingsrechtspraak niet van toepassing was.
De vader van twee broers is in 2016 overleden en hun moeder in 2019. Op basis van de wettelijke verdeling kreeg de moeder alle goederen van de nalatenschap van de vader en kregen de broers ieder een renteloze vordering op hun moeder. De moeder heeft zoon X1 benoemd tot haar enig erfgenaam. Zoon X2 maakt vervolgens aanspraak op zijn legitieme portie. In 2017 was de moeder toegetreden tot een vof met een verdelings- en overnamebeding op grond waarvan X1 na haar overlijden haar vof-aandeel mocht overnemen. Volgens Hof Den Haag was het toetreden van de moeder een gift aan X1, zodat hij € 436.650 aan X2 moet vergoeden. Door het verdelings- en overnamebeding mag X1 namelijk de verpachte onroerende zaken met een waarde van € 1.440.292 overnemen voor circa € 90.896. X1 gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof buiten de rechtsstrijd is getreden door aan te nemen dat van een bedrijfsopvolging geen sprake is omdat de moeder pas op 77-jarige leeftijd is toegetreden tot de vof. X2 had zich namelijk niet op het standpunt gesteld dat de agrarische bedrijfsopvolgingsrechtspraak niet van toepassing was. Na verwijzing kan X1 zich voor Hof Amsterdam alsnog op het standpunt stellen dat de verpachting en het verdelings- en overnamebeding moet worden begrepen tegen de achtergrond van de eerdere gezamenlijke bedrijfsvoering met de vader. De legaten aan de kleinkinderen van in totaal € 103.080 zijn voorts geen giften, zodat die niet van invloed zijn op de legitieme portie van X2. Het oordeel van het hof dat de waarde van het door de moeder ingebrachte woonhuis een waarde heeft van € 970.000 is ook onbegrijpelijk.
Wetsartikelen: