Erflaatster, mevrouw Y, is in 2009 overleden en is de moeder van belanghebbende, de heer X. Zijn moeder was onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met de heer F. X en F zijn haar enige erfgenamen. F heeft de nalatenschap echter verworpen. De verkrijging van X bestaat enkel uit een vordering op F, die voortvloeit uit het finaal verrekenbeding dat Y en F hadden gemaakt. Het beding gaat uit van de fictie dat zij in wettelijke gemeenschap van goederen gehuwd zouden zijn geweest. De belaste verkrijging van X is € 842.200. X doet een beroep op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) voor zover de vordering ziet op de door F gehouden aandelen in een beleggingsmaatschappij. Volgens Rechtbank Gelderland is de BOF niet van toepassing omdat er geen nauwe samenhang is tussen de aandelen en de vordering. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de goedkeuring in het Besluit 10 oktober 2007, nr. CPP2007/383M, V-N 2007/49.23 alleen ziet op de vordering uit hoofde van het finaal verrekenbeding die vererft naar de langstlevende partner en als die voor het overlijden zelf de aandelen bezat waarmee de vordering verband houdt. Alleen F had dus een beroep op de vrijstelling kunnen doen. Het beroep van X is slechts gegrond omdat niet in geschil is dat X in de bewaarfase ten onrechte niet is gehoord en dat de uitspraak op bezwaar vernietigd had moeten worden onder de bepaling dat de rechtsgevolgen in stand blijven (zie HR 29 januari 2016, nr. 15/02441, V-N 2016/7.5).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 22 juni