Na onderzoek naar verfijningen van de categorie ‘overige bezittingen’ in box 3 is een aantal aanpassingen mogelijk tijdens de overbruggingsperiode vanaf 2023 tot invoering van het toekomstig stelsel. Hierdoor moet de forfaitaire berekening van het rendement beter aansluiten op het werkelijk behaalde rendement. Dat schrijft staatssecretaris Van Rij van Financiën aan de Tweede Kamer.
De introductie van het toekomstige stelsel op basis van werkelijk rendement kan niet eerder dan per 2027 in werking treden. De verfijningen zijn:
- Aandelen in het vermogen van een reservefonds van Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) en in het geld op een derdengeldenrekening van een notaris onder de categorie banktegoeden scharen;
- Het defiscaliseren van onderlinge vorderingen en schulden in box 3, waaronder verrekenbedingen tussen echtgenoten;
- Het verhogen van de heffingskorting voor groene beleggingen;
- Het creëren van een aparte categorie voor vorderingen. Bepaalde vorderingen krijgen dan hetzelfde forfaitaire rendementspercentage als schulden;
- De categorie ‘overige bezittingen’ op te splitsen in meerdere categorieën, waaronder een aparte categorie voor effecten en voor onroerende zaken. Iedere categorie krijgt een eigen forfait.
De eerste twee opties zijn al toegezegd. Met elke verfijning gaat een budgettaire derving gepaard. Deze kan worden gevonden door het verlagen van het heffingvrije vermogen en/of het verhogen van het tarief in box 3.
Er wordt ook onderzocht hoe onroerend goed het beste belast kan worden. Hiervoor wordt gekeken naar een combinatie van een aantal varianten.
Lees ook het Dossier Box 3.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Box 3
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 1 mei
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief