De wrakingskamer van Hof Den Haag oordeelt dat de voorzitter tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft bevestigd dat het de taak van de rechter is om het recht toe te passen. Dit geeft geen blijk van vooringenomenheid jegens X of dat de vrees daartoe objectief is gerechtvaardigd.
X heeft een hoger beroep lopen bij Hof Den Haag tegen de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. Voorafgaand aan de zitting van de meervoudige belastingkamer verzoekt X vergeefs om deze in het openbaar te laten plaatsvinden. Op de zitting vraagt X om een bevestiging dat conform internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zal worden gehandeld en geoordeeld. In geschil is of X op de zitting vervolgens terecht een wrakingsverzoek doet. Later stelt X aanvullend dat een lid van de kamer ook was betrokken bij een procedure over een eerder jaar.
De wrakingskamer van Hof Den Haag oordeelt dat de voorzitter tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft bevestigd dat het de taak van de rechter is om het recht toe te passen. Dit geeft geen blijk van vooringenomenheid jegens X of dat de vrees daartoe objectief is gerechtvaardigd. De afwijzing om de zitting in het openbaar te laten plaatsvinden, is een procedurele beslissing die in beginsel geen grond voor wraking is. Volgens vaste rechtspraak is de enkele omstandigheid dat een rechter in een eerdere procedure een beslissing in het nadeel van een procespartij heeft genomen geen aanwijzing van vooringenomen of dat de vrees daarvoor objectief is gerechtvaardigd. Er kan dus in het midden blijven of dit deel van het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:15
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 7 maart
Informatiesoort: VN Vandaag