X bv stelt dat de zuurbehandeling welke haar producten hebben ondergaan dient te worden aangemerkt als ‘wassen' als bedoeld in aantekening 1 op hoofdstuk 25 bijlage I verordening (EEG) nr. 2658/87. Dit is van belang voor het van toepassing zijnde douanetarief. Volgens de inspecteur vallen de goederen onder 3802 9000 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Naar aanleiding van het beroep in cassatie van X bv heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU. Dit hof heeft op 23 januari 2014 deze vragen beantwoord. Volgens de Hoge Raad volgt uit het arrest van het HvJ EU dat wanneer door het wassen met behulp van chemicaliën de oppervlaktestructuur van de behandelde producten verandert, die producten niet kunnen worden ingedeeld in post 2508 van de GN. In de bestreden hofuitspraak is overwogen dat door de behandeling van de producten in kwestie met zwavelzuur en water niet alleen sprake is geweest van het verwijderen van onzuiverheden maar door die behandeling ook de oppervlaktestructuur van de producten is gewijzigd. Het oordeel en de conclusie van het hof dat deze producten daarom moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 3802 90 00 van de GN geven, gelet op het arrest van het HvJ EU, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en zijn niet onbegrijpelijk. Het in het principale beroep door X bv voorgestelde middel is ongegrond. Het incidentele beroep in cassatie van de staatssecretaris wordt ook ongegrond verklaard. Dit betreft de door het hof aan X bv toegekende vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Gezien het specialistische en technische karakter van de procedure heeft X bv een deskundige ingeschakeld. Volgens de Hoge Raad is voor het toekennen van een vergoeding van de kosten van een deskundige niet van belang of de deskundige daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de beslissing van de rechter dat het beroep gegrond is.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 1
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 juni