Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X recht heeft op vergoeding van invorderingsrente over ten onrechte in Nederland geheven omzetbelasting.
X brengt tussen 2015 en augustus 2018 in verband met afstandsverkopen aan Belgische afnemers omzetbelasting in rekening. Die omzetbelasting voldoet X in Nederland op aangiften. De omzetdrempel van art. 5a Wet OB 1968 (tekst tot 1 juli 2021) is in alle jaren overschreden, waardoor X omzetbelasting in België verschuldigd is. De Belgische Belastingdienst legt naheffingsaanslagen omzetbelasting op aan X, die door X zijn betaald. X dient op 16 oktober 2018 suppletieaangiften omzetbelasting in en vraagt daarin de in Nederland voldane omzetbelasting terug. De ten onrechte voldane omzetbelasting wordt terugbetaald. Echter, de ontvanger weigert invorderingsrente te vergoeden omdat het verzoek niet tijdig is gedaan. In geschil is of de teruggegeven omzetbelasting in strijd met het Unierecht is geheven en of X recht heeft op invorderingsrente over het gehele bedrag.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de omzetbelasting in strijd met het Unierecht is geheven. De betaling van omzetbelasting is in strijd met de wettelijke regeling en ook met de hoofdregel van art. 33 BTW-Richtlijn. X heeft recht op een vergoeding van € 188.832,75 aan invorderingsrente. Het beroep is gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar is vernietigd, en de ontvanger moet het griffierecht en de proceskosten aan X vergoeden.
Lees ook het thema Misbruik van Unierecht in fiscale zaken.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 28
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27h
Wet op de omzetbelasting 1968 5a
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Invordering
Editie: 19 september
Informatiesoort: VN Vandaag