De activiteiten van X zijn de exploitatie van gemeentelijke eigendommen ten aanzien van sport en recreatie. X is economisch eigenaar van sporthallen in de gemeente die bestaat uit de plaatsen Y, A en B. De sporthallen worden door X onder meer ter beschikking gesteld aan basisscholen in de gemeente. De gemeente betaalt X voor gebruik van de sporthallen in Y op basis van het maximaal aantal klokuren waarop de scholen recht hebben. Voor het gebruik van de sporthallen in A en B betaalt de gemeente niet op basis van het aantal klokuren, maar via de garantie op betaling van het begrotingstekort van X. In geschil is of de door X van de gemeente ontvangen bedragen de vergoeding vormen voor door X jegens de gemeente verrichte diensten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat de gemeente verbruiker is van de door X verrichte diensten en dat X jegens de gemeente een dienst heeft verricht als bedoeld in artikel 4 Wet OB 1968. De rechtbank overweegt verder dat in beide situaties (in Y respectievelijk in A en B) er een voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de diensten van X en de betalingen van de gemeente, zodat sprake is van vergoedingen ter zake van de diensten. Deze vergoedingen zijn belast. Er is dus geen sprake van onbelaste subsidies. De naheffingsaanslag omzetbelasting wordt gehandhaafd. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 augustus