Belanghebbende, X, werkt sinds 1984 voor stichting A. In 2009 wordt de dienstbetrekking tussen X en A ontbonden. Aan het ontslag lag onder andere ten grondslag dat X weigerde om frauduleuze verklaringen op te stellen om subsidies binnen te slepen. Door de kantonrechter is een schadeloosstelling van € 35.000 aan X toegekend. Dit bedrag heeft X ondergebracht in een stamrecht-bv. In het kader van een mediationtraject, om diverse procedures te beëindigen, heeft A nog € 175.000 aan X betaald. A heeft van dit bedrag € 90.000 aan de bv betaald en € 85.000 aan X. Het bedrag van € 85.000 moet volgens de inspecteur worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking, waarop LB moet worden ingehouden.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen sprake is van een onbelaste vergoeding voor immateriële schade. Volgens het hof maakt X namelijk niet aannemelijk dat de vergoeding niet zijn grond vindt in de dienstbetrekking. Het hof merkt hierbij verder nog op dat X niet, met stukken uit het mediationtraject, het van hem verlangde bewijs heeft geleverd waaruit blijkt dat een deel van de vergoeding kan worden aangemerkt als een onbelaste vergoeding voor immateriële schade. Uit de stukken blijkt volgens het hof namelijk op geen enkele wijze dat X in het mediationtraject aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van door hem geleden immateriële schade. Ook ontbreekt een berekening van de geleden schade. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 13 januari