De Hoge Raad herstelt kennelijke vergissingen in een eerder dictum. Het betreft verkeerde bedragen voor vergoedingen van reis- en verletkosten.

X verzoekt om verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2019, 18/04252 (V-N 2019/31.19). Volgens X heeft de Hoge Raad de inspecteur tot een onjuist bedrag veroordeeld in de reis- en verletkosten van het beroep en hoger beroep.

De Hoge Raad komt aan het verzoek van X tegemoet. Herstel van deze kennelijke vergissingen brengt mee dat de laatste volzin van onderdeel 2.3 van het arrest komt te luiden: “Belanghebbende heeft in beroep recht op vergoeding van € 68,40 aan reis- en verletkosten.” De laatste volzin van onderdeel 3 van het arrest komt te luiden: “De Inspecteur zal worden veroordeeld in de reis- en verletkosten voor het Hof, ten bedrage van € 91,08 alsmede in de overige proceskosten voor het Hof.” De laatste volzin van het dictum komt te luiden: “veroordeelt de Inspecteur in de reis- en verletkosten van het beroep (€ 68,40) en in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van (€ 91,08 plus € 512), in totaal vastgesteld op € 671,48.”

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 2

Besluit proceskosten bestuursrecht 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen