Aan X is de in geschil zijnde navorderingsaanslag ib/pvv over het jaar 2011 opgelegd met een vergrijpboete van 100% omdat zij is geïdentificeerd als rekeninghouder van een verzwegen bankrekening bij Van Lanschot Bankiers Luxembourg SA (hierna: VLB). X komt in beroep en stelt dat de navorderingsaanslag niet voldoende voortvarend is opgelegd. Ook is X van mening dat de inspecteur onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de boete op 100% is vastgesteld. De boete moet volgens X gematigd worden omdat zij uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven en de redelijke termijn is overschreden.
Volgens Rechtbank Noord-Nederland is de navorderingsaanslag opgelegd binnen de wettelijke termijn van vijf jaar (artikel 16, derde lid, AWR). Uit de tekst en wetsgeschiedenis van dit artikel blijkt niet dat in een geval waarin de inspecteur een navorderingsaanslag oplegt binnen de in deze bepaling gestelde termijn, maar niet zo voortvarend als mogelijk is, dit tot verval van de navorderingsbevoegdheid leidt. Het beroep tegen de navorderingsaanslag is ongegrond. De boete wordt wel gematigd. Op de zitting heeft de inspecteur zich nader op het standpunt gesteld dat de boete verminderd dient te worden tot 90%, omdat X in de beroepsfase alsnog opening van zaken heeft gegeven. Omdat de redelijke termijn met meer dan twee jaren is overschreden wordt de boete verminderd met 20% en uiteindelijk vastgesteld op 72%. Ook worden de inspecteur en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan X. In die zin is het beroep gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 9 augustus