De heer X (belanghebbende) en zijn echtgenote beschikken in 1994 over bankrekeningen bij KB Lux met een saldo van ruim f 220.000 (€ 99.831). In geschil zijn diverse navorderingsaanslagen, alsmede de verhogingen en vergrijpboetes (hierna samen: de boetes) van 100%. De Hoge Raad (13 juli 2012, nr. 11/01264, V-N 2012/40.19.21) oordeelt dat na verwijzing aan de orde moet komen of het aan opzet van X is te wijten dat aanvankelijk te belasting is geheven. Bovendien is het vraag of de boetes tot op het juiste bedrag zijn kwijtgescholden. Volgt verwijzing. Volgens de inspecteur kunnen de IB-aanslag over 1996 en de VB-aanslag over 1997 worden vernietigd, aangezien X in 1996 niet het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen had. De correctie van de rendementsgrondslag inzake de IB-aanslag over 2001 wordt conform het standpunt van partijen verminderd met 1/3. Hof Amsterdam oordeelt dat X de rekeningen bewust heeft geopend in een land met een bankgeheim om de inkomsten en het vermogen buiten het zicht van de fiscus te houden. Het is dus aan zijn opzet te wijten dat over de betreffende jaren aanvankelijk te weinig belasting is geheven. De boetes zijn in beginsel een passende en geboden sanctie voor de begane vergrijpen. Een vermindering van 20% is echter gerechtvaardigd, omdat de schatting tot stand is gekomen aan de hand van gegevens van derden en dat bij de schatting een grote onzekerheidsmarge in aanmerking is genomen. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn worden de boetes verder worden gematigd met 20%, zodat uiteindelijk 64% resteert. X heeft pas in de cassatieprocedure een verzoek ingediend tot vergoeding van de immateriële schade geleden als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn. Dit verzoek wordt afgewezen, omdat de verwijzingsopdracht daartoe geen ruimte biedt. Het beroep van X is deels gegrond. Op 14 februari 2013 is aldus uitspraak gedaan. Daarna is duidelijk geworden dat de uitspraak ten onrechte geen beslissing bevat over de IB-boete voor 1999. Gelet op deze kenbare fout is dit door middel van de onderhavige hersteluitspraak hersteld.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e