Rechtbank Gelderland oordeelt dat vof X de schuld ten onrechte afschuift op haar boekhouder. Die kreeg van haar namelijk alleen de totaalbedragen door, die nodig waren voor de BTW-aangiften. Vanwege de 'menselijke maat' en de redelijke termijn worden de boetes gematigd tot € 41.823.

Vof X exploiteert een houtgroothandel. Haar externe boekhouder waarschuwt in maart 2017 dat er een grote BTW-schuld is en dat vof X suppleties moet doen. Later constateert de inspecteur tijdens een boekenonderzoek dat er de afgelopen jaren structureel te weinig BTW (€ 274.928) is aangegeven. In geschil zijn de vergrijpboetes van in totaal € 58.087 wegens het niet voldoen aan de suppletieverplichtingen.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat vof X de schuld ten onrechte afschuift op haar boekhouder. Die kreeg van haar namelijk alleen de totaalbedragen door die nodig waren voor de aangiften. Het nemo-teneturbeginsel is niet geschonden. De vergrijpboete van art. 10a AWR kan namelijk worden opgelegd als de belastingplichtige na de aangifte ontdekt dat te weinig is aangegeven en voldaan en als het te weinig betaalde vervolgens niet direct alsnog wordt aangeven en voldaan. Vof X beroept zich vergeefs op een uitspraak van de strafrechter (Hof Den Bosch 10 juli 2018, 20-003061-16, V-N 2018/48.13.11), waartegen cassatie is ingesteld. De door de inspecteur al gehalveerde boetes worden verder gematigd in verband met de omstandigheden van het geval en de cumulatie met de verzuimboete van € 15.547 ('de menselijke maat'). Vervolgens wordt ook nog een extra matiging toegepast wegens het overschrijden van de redelijke termijn, zodat als totaal van de vergrijpboetes € 41.823 resteert. Het beroep van vof X is slechts in zoverre gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 10a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 14 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen