Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur de hoogte van de doorlopende zekerheid voor de accijnsgoederenplaats (AGP)-vergunning terecht heeft vastgesteld op € 1.715.000. Nederland heeft op grond van de Accijnsrichtlijn de ruimte om te eisen dat belastingplichtigen zekerheid stellen voor accijns die verschuldigd is geworden wegens uitslag tot verbruik.

X BV drijft een groothandel in minerale oliën en beschikt over een accijnsgoederenplaats (AGP)-vergunning. De inspecteur heeft de doorlopende zekerheid voor de AGP-vergunning van X BV vastgesteld op € 1.715.000, gebaseerd op een accijnsbelang van gemiddeld € 34.300.000 per maand. X BV gaat in bezwaar en (sprongcassatie)beroep. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond en verwijst de zaak naar de Rechtbank Noord-Holland, die het beroep opnieuw ongegrond verklaart. X BV stelt hoger beroep in bij Hof Amsterdam. In geschil is of de inspecteur de hoogte van de doorlopende zekerheid op het juiste bedrag heeft vastgesteld.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur de hoogte van de doorlopende zekerheid voor de AGP-vergunning terecht heeft vastgesteld op € 1.715.000. Nederland heeft op grond van de Accijnsrichtlijn de ruimte om te eisen dat belastingplichtigen zekerheid stellen voor accijns die verschuldigd is geworden wegens uitslag tot verbruik. Het hof verwerpt het standpunt van X BV dat de verhoging van de zekerheid disproportioneel is, omdat de zekerheid sinds 2008 op € 500.000 is vastgesteld en altijd voldoende is gebleken. Het hof overweegt dat de toename van het accijnsbelang een verhoging van de zekerheid rechtvaardigt en acht de verhoging niet disproportioneel of onevenredig.Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van X BV is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling accijns 22

Wet op de accijns 58

Wet op de accijns 56

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Accijns en verbruiksbelastingen

Editie: 4 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen