De Provincie Flevoland (belanghebbende) is een wegbeheerder. Het waterschap legt aan de provincie een aanslag watersysteemheffing ongebouwd op, waarbij het (hogere) tarief voor verharde openbare wegen is toegepast. In geschil is de vraag of niet alleen het verharde gedeelte van een weg, maar ook de onverharde delen welke dienstbaar zijn aan de verkeersfunctie van die weg (zoals de bermen en de bermsloten), tot de weg moeten worden gerekend. Rechtbank Overijssel en Hof Arnhem-Leeuwarden menen van niet. Volgens het hof moet het begrip verharde openbare weg in art. 122 Waterschapswet worden uitgelegd als het verharde deel van een openbare weg. Dat betekent dat de heffing naar het verhoogde tarief voor wegen van toepassing is op het verharde deel van die wegen, en dat op de bermen en bermsloten en overige ongebouwde onroerende zaken het algemene tarief van toepassing is.
De Hoge Raad oordeelt dat waterschappen het verhoogde tarief voor de watersysteemheffing mogen toepassen op het verharde gedeelte van de openbare weg. Daarvoor vindt de Hoge Raad van belang dat de verharde gedeelten een grote capaciteit van het watersysteem vragen, omdat die delen hoge piekafvoeren van hemelafvoer kunnen veroorzaken. De Hoge Raad oordeelt daarnaast dat tot het begrip openbare weg in de Waterschapswet ook de verharde bermen van een weg behoren. Met deze uitleg wordt aangesloten bij het begrip ‘openbare weg’ in de Wegenwet.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 12 november