Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X met de verhuur van de garage en de werkruimtes bij en in zijn eigen woning deelneemt aan het economische verkeer. Daarom is X onderdeel van de fiscale eenheid BTW.
X is een DGA die alle aandelen heeft in A BV. A BV bezit alle aandelen van B BV. B BV bezit alle aandelen van acht dochtermaatschappijen. X is in dienstbetrekking bij B BV. Sinds 15 maart 2009 verhuurt X voor € 2000 per maand werkruimtes en een garage aan B BV. Deze ruimtes gebruikt X voor de uitoefening van zijn dienstbetrekking bij B BV. De werkruimtes en de garage zijn onderdeel van de woning van X. Het gaat onder meer om een kantoorruimte dat in het souterrain is gevestigd met eigen sanitaire voorzieningen en een werkruimte op de begane grond zonder eigen opgang en zonder eigen sanitaire voorzieningen en diverse gemeenschappelijke ruimtes. De inspecteur merkt A BV en B BV per 1 juli 2022 aan als een fiscale eenheid BTW. In geschil is of X terecht geen deel uitmaakt van de fiscale eenheid BTW.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X ook deel uitmaakt van de fiscale eenheid BTW. X neemt met de verhuur van de garage en de werkruimtes bij en in zijn eigen woning deel aan het economische verkeer. Daarom kwalificeert de verhuur als een economische activiteit en is X onderdeel van de fiscale eenheid BTW. De stelling van de inspecteur dat de verhuur geen economische activiteit is, omdat geen sprake is van deelname aan de markt, slaagt niet. X' beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 7 juni
Informatiesoort: VN Vandaag