Belanghebbende, Stichting X, exploiteert sinds 2001 een nieuwe onroerende zaak. Deze wordt eens per week een dagdeel verhuurd aan een kerk. X brengt ter zake van de verhuur van de grote zaal en de overige ruimten btw in rekening. De inspecteur stelt echter dat sprake is van vrijgestelde verhuur, zodat X bij ingebruikneming van de onroerende zaak een 3-1-h-levering heeft verricht. In geschil is de deswege aan X opgelegde btw-naheffingsaanslag. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat geen sprake is van verhuur van congres-, vergader- en tentoonstellingsfaciliteiten. Het betreft namelijk prestaties die in hoofdzaak de passieve terbeschikkingstelling van ruimten ten doel hebben tegen een vergoeding die slechts verband houdt met het tijdsbeslag. X beroept zich dus ten onrechte op Mededeling 40 (besluiten 19 december 1995, nr. VB95/4058 en 24 november 2000, RTB 2000/2814, V-N 2001/3.23) inzake de verhuur van congres-, vergader- en tentoonstellingsruimten. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat niet is uitgesloten dat X naast de terbeschikkingstelling van ruimten ook aanvullende diensten verleent waardoor de verhuur mogelijk niet is vrijgesteld (zie HR 7 december 2012, nr. 10/02532, V-N 2013/2.23). Het oordeel dat X de ruimten slechts passief ter beschikking stelt, behoeft sowieso meer motivering. De goedkeurende regeling van Mededeling 40 is voor het overige terecht uitgesloten voor ondernemers als X die zijn verbonden aan een kerkgenootschap. Deze uitsluiting vindt rechtvaardiging in de omstandigheid dat toepassing van Mededeling 40 tot ongewenste gevolgen zou leiden omdat de tot die groep behorende verhuurders veelal vanwege andere financieringsbronnen niet-commerciële prijzen hanteren. X kan dus geen beroep kan op Mededeling 40 en alle eventuele verhuur door haar is vrijgesteld van btw. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3
Wet op de omzetbelasting 1968 11