Belanghebbende, X, is eigenaar van een recreatiewoning in de gemeente Ameland, zonder in deze gemeente hoofdverblijf te houden. Hij verhuurt de recreatiewoning via een bemiddelingsbureau. In de verhuurbemiddelingsovereenkomst heeft X aan dat bureau het exclusieve recht verleend om op naam van het bureau en voor rekening en risico van hemzelf de recreatiewoning te verhuren aan derden. X heeft als eigenaar het recht de recreatiewoning per kalenderjaar voor een periode van maximaal 90 dagen voor eigen gebruik terug te huren.
Advocaat-generaal IJzerman overweegt dat de beslissing van Hof Arnhem-Leeuwarden dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst de heffing van forensenbelasting verhindert, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en verder, als verweven met niet onbegrijpelijk te achten waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet nader kan worden getoetst. De A-G bespreekt eerst de jurisprudentie van de Hoge Raad over de heffing van forensenbelasting bij recreatiewoningen die via een verhuurbemiddelaar worden verhuurd, in het bijzonder de arresten van 24 juli 1995, nr. 30.470, BNB 1995/272 en van 22 december 2006, nr. 40.609, BNB 2007/114. Het oordeel van het hof houdt in dat hier sprake is van reëel te achten door X aan het bemiddelingsbureau toegekende rechten van verhuur en bemiddeling, en overige omstandigheden die voeren tot het oordeel dat de recreatiewoning in het onderhavige jaar niet meer dan 90 dagen aan X ter beschikking stond. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van B&W ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 27 januari