Hof Den Haag oordeelt dat op het niveau van de regelgeving geen sprake is van een schending van art. 1 EP EVRM. Het hof overweegt daarbij dat de wetgever zich rekenschap heeft gegeven van de mogelijke gevolgen van de verhuurderheffing en de te verwachten effecten voor verhuurders van gereguleerde woonruimte.
X verhuurt woningen waarvoor zij jaarlijks tussen de € 9 en 19 mln aan verhuurderheffing (VHH) voldoet. X is het niet eens met de door haar over de jaren 2016 - 2022 op aangifte voldane VHH. Ook is zij van mening dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Rechtbank Den Haag oordeelt dat ten aanzien van de verhuurderheffing op het niveau van regelgeving voor de jaren 2016 - 2022 geen sprake is van een schending van art. 1 EP EVRM. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van Hof Den Haag van 3 juli 2019 in de zaak van X voor het jaar 2015 (18/00635, V-N 2019/49.1.6) en de bevestiging van deze uitspraak door de Hoge Raad (25 juni 2021, 19/03812, V-N 2021/30.20). Verder vormt de VHH ook geen individuele en buitensporige last voor X.
Hof Den Haag oordeelt dat op het niveau van de regelgeving geen sprake is van een schending van art. 1 EP EVRM. Het hof overweegt daarbij dat de wetgever zich rekenschap heeft gegeven van de mogelijke gevolgen van de verhuurderheffing en de te verwachten effecten voor verhuurders van gereguleerde woonruimte (binnen de corporatiesector). De wetgever is op het niveau van de regelgeving binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge gebleven bij de beoordeling of sprake is van een redelijke en proportionele verhouding tussen het legitieme doel in het algemeen belang dat met de verhuurderheffing wordt nagestreefd. Dit geldt ook voor de bescherming van individuele rechten van verhuurders van gereguleerde woonruimte (binnen de corporatiesector). Daarbij is verder niet van belang dat de opbrengst van de verhuurderheffing voornamelijk door woningcorporaties is betaald, aangezien voor alle eigenaren van kwalificerende huurwoningen dezelfde regels gelden voor het vaststellen van de heffingsgrondslag en hetzelfde tarief geldt. Ook is geen sprake van een individuele en buitensporige last in de zin van art. 1 EP EVRM. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.2
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Verhuurderheffing, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingrecht algemeen
Editie: 29 januari
Informatiesoort: VN Vandaag