CT oefent naast zijn werkzaamheden als hoogleraar diverse vrije beroepen uit. Zo is hij accountant, belastingconsulent, faillissementscurator en advocaat. Tevens ontvangt hij af en toe inkomsten uit royalty’s en verhuurt hij een pand. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de Roemeense Belastingdienst vast dat CT geen recht heeft op toepassing van de KOR, omdat zijn omzet hoger is dan € 65.000. Bij het berekenen van de omzet houdt de fiscus rekening met de inkomsten die CT geniet als belastingconsulent en faillissementscurator en verder met de royalty’s en de huur. De fiscus stelt daarbij dat de verhuur niet als een louter op bijkomstige wijze met de activiteiten als faillissementscurator ‘samenhangende handeling’ kan worden aangemerkt. CT is het hier niet mee eens. De Roemeense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Kokott concludeert dat bepaalde vrijgestelde handelingen vallen onder het begrip ‘handelingen met betrekking tot onroerende goederen’ die als louter incidenteel ‘met andere handelingen samenhangende handelingen’ kunnen worden beschouwd. Dit geldt voor zover zij geen nauwe band hebben met de (eigenlijke) belastbare activiteit van de onderneming en die bijkomstig van aard zijn. De transacties mogen dan niet zelf de vrijstellingsdrempel overschrijden. Verder merkt de A-G op dat de nauwe band ontbreekt wanneer het gaat om eenmalige handelingen die los van het eigenlijke doel van de onderneming worden verricht of die geen aanmerkelijk gebruik van de goederen en diensten van de onderneming impliceren. Toepassend op deze zaak, stelt de A-G dat de verhuur van het pand geen bijkomstige activiteit vormt die losstaat van de eigenlijke economische activiteit van CT. Het is echter aan de nationale rechter om daarover te oordelen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 10 februari