X claimt onder meer de forfaitaire aftrek van uitgaven voor extra kleding en beddengoed voor hemzelf en voor zijn echtgenote. In geschil is of de aftrek voor zijn echtgenote terecht is geweigerd. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. Volgens de huisarts lijdt de echtgenote namelijk aan “incontinentie/onbedoeld vochtverlies”, terwijl X het zelf eerder had over “huideczeem/incontinentie” en “gebruik zalf/crème vrouw”. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de verklaring van de huisarts sterke bewijskracht heeft, tenzij X of zijn gemachtigde die verklaring nadien eigenhandig wijzigt of aanvult, hetgeen hier is gesteld noch gebleken. De inspecteur stelt vergeefs dat de arts een expliciete keuze had moeten maken. Incontinentie is namelijk onbedoeld vochtverlies. Niet in geschil is dat als X recht heeft op de aftrek voor zijn echtgenote, de gehele persoonsgebonden aftrek moet worden toegestaan gelet op het correctiebeleid van de Belastingdienst. Het beroep van X is gegrond. In eerste aanleg is de redelijke termijn niet overschreden, omdat de uitspraakdatum van de rechtbank beslissend is en niet de dag van ontvangst door X.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 38
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 21 maart