Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat E cv bij de aanschaf van de appartementen voornamelijk de intentie had om deze voor langere tijd aan te houden. X kan de verkoopwinst dan niet doteren aan een HIR.

Belanghebbende, X, is beherend vennoot van E cv. E cv koopt in 2004 voor € 3,6 mln een appartementencomplex met 64, verhuurde, appartementen. In de periode 2006-2008 worden de appartementen gerenoveerd. Hierbij is een aantal appartementen samengevoegd. In de periode 2007-2010 worden 38 appartementen verkocht. X brengt de haar toekomende winst ter zake van de verkochte appartementen onder in een HIR. De inspecteur stelt dat dotatie aan de HIR niet mogelijk is, omdat de appartementen geen bedrijfsmiddelen vormen.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat E cv bij de aanschaf van de appartementen voornamelijk de intentie had om deze voor langere tijd aan te houden. De appartementen kunnen volgens de rechtbank dan niet worden aangemerkt als bedrijfsmiddelen. De rechtbank wijst daarbij op de aannemingsovereenkomst, waarin is opgenomen dat E cv de wens had om de appartementen te renoveren en te verkopen. Ook merkt de rechtbank nog op dat de kredietovereenkomst die E cv is aangegaan met de bank, er niet op wijst dat E cv het oogmerk had om de appartementen voor langere tijd te exploiteren. X kan de verkoopwinst niet aan een HIR doteren.

 

Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 19 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen