Hof Amsterdam oordeelt dat in mei 2010 duidelijk is geworden dat X de geldlening niet zou aflossen. X heeft de verkoopopbrengst van de woning namelijk wel aan A nv overgemaakt, maar het geld is niet gebruikt ter aflossing op de lening. Er is sprake van een winstuitdeling.
Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A nv. In 2002 koopt X voor € 1,8 mln een woning in Frankrijk. Hiervoor leent X geld in rekening courant van A nv. De schuld van X bedraagt eind 2003 € 12,7 mln. De inspecteur legt voor het jaar 2010 een IB-navorderingsaanslag op aan X. Volgens de inspecteur moet namelijk de totale schuld van X aan A nv als een winstuitdeling worden aangemerkt. De inspecteur stelt daarbij dat de woning in Frankrijk in 2010 is verkocht, en dat de opbrengst van de woning, van € 4,4 mln, niet is aangewend om de schuld aan A nv af te lossen. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat vanaf enig moment in 2010 redelijkerwijs niet meer te verwachten is dat X aan haar verplichtingen jegens A nv zou voldoen. Hierbij overweegt de rechtbank dat X in 2010 een bedrag van € 4,4 mln heeft ontvangen in verband met de verkoop van de woning, en dat dit bedrag bij niet-verbonden personen zou zijn aangewend voor een aflossing op de lening. Er is sprake van een winstuitdeling.
Hof Amsterdam oordeelt dat in mei 2010 duidelijk is geworden dat X de geldlening niet zou aflossen. X heeft de verkoopopbrengst van de woning namelijk wel aan A nv overgemaakt, maar het geld is niet gebruikt ter aflossing op de lening. Het hof wijst er in dit verband op dat A nv de dag na ontvangst van de verkoopopbrengst zelfs € 4,7 mln over heeft gemaakt naar X. Omdat X en A nv zich ervan bewust waren dat X door deze vermogensverschuiving is bevoordeeld, heeft X in 2010 een regulier voordeel genoten. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 24 oktober
Carrousel: Carrousel