Belanghebbende, X, is enig aandeelhouder van A bv. In december 2002 presenteert X met enkele anderen een concept van een bouwproject aan de gemeente. X ontwikkelt dit project in privé. De gemeente laat maart 2003 weten geïnteresseerd te zijn. Vervolgens vindt een onderzoek naar mogelijke vestigingslocaties plaats en vindt er diverse keren overleg met de gemeente plaats. X koopt twee percelen grond. Uiteindelijk worden deze percelen met winst verkocht aan V bv. 25% van de aandelen V bv wordt gehouden door W, waarvan X bv enig aandeelhouder is. Op haar beurt houdt A bv ruim 33% van de aandelen in X bv. In geschil is of met betrekking tot de activiteiten betreffende de percelen sprake is van een werkzaamheid in de zin van art. 3.91 Wet IB 2001. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant had X onmiskenbaar tot doel het behalen van redelijkerwijs te verwachten voordelen, welke voordelen het rendement bij normaal actief vermogensbeheer te boven zouden gaan. Het door X behaalde voordeel is door de inspecteur terecht belast als resultaat uit overige werkzaamheden. X komt in hoger beroep.
Volgens Hof 's-Hertogenbosch behelzen de activiteiten van X met betrekking tot de percelen meer dan het normaal actief beheren van vastgoed. Zowel op grond van de gerede verwachting ten aanzien van de opbrengst van het te ontwikkelen project als op het punt van de omvang van de verrichte werkzaamheden is het hof van mening dat sprake is van een werkzaamheid in de zin van artikel 3.91, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB 2001. Het hoger beroep is ongegrond.
Lees ook het thema Vastgoedexploitatie in de inkomstenbelasting.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 7 december