Belanghebbende, X, handelt in mestkalveren en exploiteert een eigen kalvermesterij. Samen met zijn broer houdt X, indirect, de aandelen in G bv. In de jaren 2001-2007 handelt X sporadisch in onroerende zaken. Medio 2005 koopt X een boerderij van weduwe B voor ruim € 1,6 mln. De boerderij stond op dat moment al drie jaren te koop. Twee dagen na de aankoop verkoopt X de boerderij aan C voor € 1,8 mln. De inspecteur is van mening dat het door X behaalde voordeel ROW vormt, en legt een IB-navorderingsaanslag op. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het door X behaalde voordeel niet belast is. Volgens de rechtbank beschikte X niet over bijzondere kennis die er in belangrijke mate aan heeft bijgedragen dat hij een voordeel heeft kunnen behalen. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag. De inspecteur stelt in hoger beroep dat X de intentie had om de boerderij aan G bv te verhuren, en dat het door X behaalde voordeel daarom op grond van art. 3.92 Wet IB 2001 belast is.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat X de intentie had om de boerderij aan zijn bv te verhuren. Ook is de inspecteur er volgens het hof niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat X voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis heeft gehad en deze heeft aangewend in de zin van art. 3.91 lid 1 onder c Wet IB 2001. Het hof acht daarbij van belang dat de boerderij reeds drie jaren te koop had gestaan en dat de boerderij ook door C weer met forse winst is doorverkocht en uiteindelijk in 2008 opnieuw is verkocht, en wel voor ruim € 2,7 mln. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 september