X is directeur enig aandeelhouder van een bv die onroerende zaken exploiteert. Hij koopt een pand van de bv dat hij twee jaar later met aanzienlijke winst verkoopt aan een derde. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij het pand bij aankoop voor een veel te laag bedrag heeft gekocht. De verkoopwinst is belast als andere inkomsten uit arbeid. 

Belanghebbende, X, is enig aandeelhouder van een bv die zich bezig houdt met de exploitatie van onroerende zaken. In 1996 koopt X van de bv een pand dat hij na twee jaar met een forse winst aan een derde verkoopt. Na een boekenonderzoek legt de inspecteur een navorderingsaanslag IB op en belast daarbij verschil tussen de aankoopprijs (verhoogd met 0,25% notariskosten en een bedrag aan investeringen) en de verkoopprijs (verminderd met makelaarskosten). Volgens X is de winst bij hem niet belast omdat hij het pand voor een te laag bedrag zou hebben gekocht.

Rechtbank ‘s-Gravenhage oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de aankoopprijs in 1996 onzakelijk is geweest. De verkoopwinst is terecht belast als andere inkomsten uit arbeid in de zin van artikel 22, lid 1, onderdeel b, Wet IB 1964 omdat sprake is van enige arbeid, deelneming aan het economische verkeer en een voordeel dat beoogd is en objectief in redelijkheid te verwachten was. De arbeid is aanwezig omdat X de panden heeft gesplitst en een energieaansluiting heeft laten aanleggen. X heeft in 1996 een bod geweigerd. Daaruit blijkt dat X een groter voordeel beoogde. X moet zich van de aanmerkelijk te lage aankoopprijs van de bv bewust zijn geweest, aldus de rechtbank. Het voordeel bedraagt € 405.551. Dat het pand voor de verhuur is bestemd, verandert hier niets aan. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.  

 

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

Editie: 29 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen