Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de verhuur van de grond reeds vóór 2000 konden worden aangemerkt als het drijven van een onderneming. De inspecteur stelt vergeefs dat sprake is van een belaste bestemmingswijzigingswinst omdat de koper op een mooie plek wilde wonen.

Belanghebbende, de heer X, koopt in 1988 en 1989 ruim 10 ha grond en een nabijgelegen woning met schuur. Het bedrijfserf heeft een oppervlakte van 8.725 m². Aanvankelijk verhuurt X de grond aan derden. Vanaf 2000 gaat X er zelf professioneel schapen houden. De grond is door X gekocht voor f 238.165 (€ 108.075) en wordt door hem in 2000 voor f 516.175 (€ 234.230) ingebracht als ondernemingsvermogen. In 2009 wordt de grond en de woning verkocht voor in totaal € 800.000. De koper heeft de grond inmiddels doorverkocht als agrarische grond. In geschil is of de inbrengwaarde van grond kan worden gecorrigeerd op basis van de foutenleer en of de verkoopwinst van het bedrijfserf met een oppervlakte van 8.725 m² onder de landbouwvrijstelling valt. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de verhuur van de grond reeds vóór 2000 konden worden aangemerkt als het drijven van een onderneming. Er is door hem ook niet aannemelijk gemaakt dat de het bedrijfserf toe te rekenen verkoopprijs mede is beïnvloed door andere factoren dan de voortzetting van de aanwending van die grond in het kader van een landbouwbedrijf. Zo stelt de inspecteur vergeefs dat sprake is van een belaste bestemmingswijzigingswinst omdat de koper op een mooie plek wilde wonen. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 11 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen