Belanghebbende, X, is eigenaar van een appartement dat is gesitueerd in een voormalige kazerne. Het gebied waarin het pand is gelegen is bestemd als overloopgebied voor een rivier en zal in dat kader in de toekomst "ontpolderd" worden. Ter bescherming van het gebouw waarin het appartement is gelegen is hier omheen een dijk gelegd. In geschil is de WOZ-waarde 2007. X heeft in november 2004 een bedrag van € 760.000 betaald voor de woning. In beroep verlaagt Rechtbank Breda de waarde van € 735.000 naar € 660.000.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de voorgenomen ontpoldering en de aanleg van de dijk een negatieve invloed hebben op de WOZ-waarde van het appartement van X. De verdere concretisering van de plannen heeft plaatsgevonden na de waardepeildatum 1 januari 2005. Volgens het hof vormt deze concretisering echter een specifiek voor de onroerende zaak geldende omstandigheid die reden geeft de toestandsdatum te verleggen van 1 januari 2005 naar 1 januari 2007 (art. 18, derde lid, onderdeel c, Wet WOZ). Beoordeeld naar de toestand op laatstgenoemde datum heeft de rechtbank de WOZ-waarde terecht in goede justitie vastgesteld op € 660.000. Het hof overweegt dat deze waarde neerkomt op een waardedrukking van 10% ten opzichte van de door de heffingsambtenaar verdedigde waarde en 13% ten opzichte van de eigen aankoopprijs. Het hof acht dit niet te hoog, maar ziet – nu X heeft afgezien van incidenteel hoger beroep – geen reden om een hogere waardedrukking in aanmerking te nemen. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch