Belanghebbende, X, is eigenaar van een stacaravan op een recreatieterrein in de gemeente Oisterwijk. Deze gemeente hanteert vanaf 2010 voor de heffing van forensenbelasting een nieuw concept. De gemeente heft de forensenbelasting van vakantiewoningen zonder WOZ-beschikking niet meer rechtstreeks van de eigenaren van zo'n vakantiewoning. Belastingplichtig zijn nu de exploitanten van recreatieterreinen. De gemeente en de exploitanten zijn dat samen overeengekomen. De exploitanten berekenen op hun beurt de forensenbelasting door aan de eigenaren van vakantiewoningen, zodat de eigenaren feitelijk nog steeds de forensenbelasting betalen. De eigenaren zijn in deze nieuwe aanpak niet gekend. Als eigenaar van de stacaravan gaat X in bezwaar en beroep tegen de aanslag die de gemeente aan de exploitant heeft opgelegd. Volgens de gemeente kan X zich ter zake van de forensenbelasting slechts wenden tot de exploitant en vervolgens tot de civiele rechter. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat forensenbelasting niet in rekening kan worden gebracht bij de exploitant van een recreatieterrein. De wijze van heffing van de gemeente Oisterwijk is in strijd met art. 223 Gemeentewet en met de systematiek van de AWR. Deze strijdigheid wordt volgens de rechtbank niet geheeld door de doelmatigheidsbepaling van art. 64 AWR. De rechtbank oordeelt dat X rechtsmiddelen mocht instellen tegen het aan de exploitant onder de naam ‘aanslag toeristenbelasting' opgelegde bedrag aan forensenbelasting. De rechtbank vermindert deze aanslag met het bedrag van de forensenbelasting die betrekking heeft op X.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 64
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a-2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 24 juli