Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn kan worden toegepast, aangezien de heer X met zijn enkele stelling dat sprake is van binnenlandse winst uit een binnenlandse onderneming niet in de zware bewijslast slaagt dat hiervan inderdaad sprake is.

Belanghebbende, de heer X, is gehuwd met mevrouw Y. In 2014 doen zij een beroep op de inkeerregeling voor het bezit van een verzwegen Zwitserse bankrekening met een actueel saldo van € 425.000. Hiervan zou € 120.000 volgens hen tot en met 2003 zijn afgeroomd van de winst van hun binnenlandse nertsbedrijf. In geschil is of desondanks de verlengde navorderingstermijn kan worden toegepast. In geschil zijn de IB-navorderingsaanslagen van 2002 tot en met 2012. Volgens de inspecteur moet de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard, aangezien de vereiste aangiften niet zijn gedaan.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn kan worden toegepast, aangezien X met zijn enkele stelling dat sprake is van binnenlandse winst uit een binnenlandse onderneming niet in de zware bewijslast slaagt dat hiervan inderdaad sprake is. De mogelijkheid bestaat namelijk dat de gestorte bedragen afkomstig zijn uit inkomensbestanddelen die zijn opgekomen in het buitenland. De onduidelijkheid hieromtrent moet voor rekening van X komen. De contante stortingen in 2002 en 2003 zijn dus terecht nagevorderd als winst uit onderneming. De inspecteur had echter de helft van de correcties (tot en met 2012) aan Y moeten toerekenen. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.

Lees ook het thema Navordering.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 12 juli

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen