Belanghebbende, X, drijft samen met zijn echtgenote een ijssalon. Op 4 november 2005 storten zij € 60.000 op een Luxemburgse bankrekening. X is samen met zijn echtgenote rekeninghouder van verschillende Luxemburgse bankrekeningen. Zij hebben deze bankrekeningen niet opgegeven in hun aangiften. In 2014 sturen X en zijn echtgenote in een inkeerverklaring in voor deze bankrekeningen. Zij sluiten met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst over de fiscale afwikkeling. Onderdeel hiervan is een correctie van het box-1-inkomen van X en zijn echtgenote van elk € 30.000 in verband met de kasstorting uit 2005. In de vaststellingsovereenkomst hebben X en zijn echtgenote wel het voorbehoud gemaakt om deze correctie te bestrijden met het argument dat de verlengde navorderingstermijn hier niet geldt.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is op een situatie als onderhavige waarin een ondernemer de door zijn in Nederland behaalde verzwegen omzet naar een buitenlandse bankrekening overboekt. De rechtbank vindt voor haar oordeel steun in HR 7 oktober 2005, nr. 40889, V-N 2005/48.6, waaruit valt op te maken dat van een in het buitenland opgekomen inkomensbestanddeel geen sprake is, indien aan de ontvangst van de gelden slechts een binnen Nederland plaatsgevonden hebbende gedraging ten grondslag ligt, zoals hier het geval is. Nu de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is, is de inspecteur niet meer bevoegd om met betrekking tot de correctie van het box 1-inkomen na te vorderen.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 16 september