Aan X zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en vermogensbelasting opgelegd nadat hij vrijwillig openheid van zaken heeft gegeven over een verzwegen bankrekening in Zwitserland. In geschil is of de navorderingsaanslagen a) tijdig en b) voldoende voortvarend zijn opgelegd.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 25 maart 2014, 13/00319 en 13/00320, V-N Vandaag 2014/733) oordeelt dat voor het houden van een bankrekening bij een bank in Zwitserland de verlengde navorderingstermijn van art. 16 lid 4 AWR onverkort geldt. Volgens het hof is de zogeheten standstill-bepaling van art. 64 VWEU van toepassing (zie ook Hof Arnhem-Leeuwarden 16 april 2013, nr. 12/00650, V-N 2013/35.2.1). Deze bepaling zorgt ervoor (kort gezegd) dat belemmeringen in het kapitaalverkeer met derde-landen (zoals Zwitserland) die al bestonden op 31 december 1993 gehandhaafd mogen blijven. Gelet op het voorgaande kan X zich niet beroepen op de uit het communautaire evenredigheidsbeginsel voortvloeiende eis van voortvarendheid. De aanslagen zijn gedagtekend op de laatste dag van de verlengde navorderingstermijn en verzonden aan de belastingadviseur van X. Daarmee zijn de aanslagen tijdig en op de juiste wijze bekendgemaakt, aldus het hof. Het gelijk is dus aan de inspecteur. X heeft wel recht op een schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16 lid 4