Mevrouw X remigreert in 1998 vanuit de VS naar Nederland en is hier sindsdien weer binnenlands belastingplichtig. X doet in maart 2007 een beroep op de fiscale inkeerregeling. Het betreft in de VS aangehouden bankrekeningen en participaties in aldaar gevestigde vennootschappen die deel uitmaken van het bouwbedrijf van haar vader. X overlijdt in november 2008. De navorderingsaanslag wordt opgelegd in maart 2009. Rechtbank Arnhem oordeelt dat deze voldoende voortvarend is opgelegd, óók al had de inspecteur soms drie maanden nodig om op een brief te reageren. De verlengde navorderingstermijn is ook van toepassing als de informatie over het buitenlandse vermogen vrijwillig, ineens, compleet, onderbouwd en controleerbaar wordt aangeleverd. De erven gaan in hoger beroep.
Hof Arnhem–Leeuwarden oordeelt dat het communautaire evenredigheidsbeginsel ter zake van schending van het vrije kapitaalverkeer niet is geschonden. Nederland beschikte namelijk reeds op 31 december 1993 over de verlengde navorderingstermijn. Voorts is het hof van oordeel dat de standstillbepaling van art. 64 lid 1 VWEU van toepassing is. Deze geldt zowel voor bankrekeningen als voor de participaties. Het beroep van de erven is ongegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 64
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 mei