X is houder van aandelen in de in Nederland gevestigde vennootschap A. Dit betreft een aanmerkelijk belang. De vennootschap maakt geld over naar een andere in Nederland gevestigde vennootschap B waarvan X samen met een zakenpartner alle aandelen bezit. De overboeking van geld gebeurt op basis van gefingeerde kosten op een Zwitserse bankrekening van vennootschap B. Vervolgens wordt het geld overgemaakt naar een Zwitserse bankrekening van X. Na berichten in de media over een groepsverzoek van de Belastingdienst aan de Federale Zwitserse belastingdienst over coderekeningen neemt X contact op met de inspecteur, die vervolgens navorderingen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2003 tot en met 2014 oplegt, inclusief rente en vergrijpboeten. In bezwaar wordt X, na het verstrekken van extra informatie, gedeeltelijk tegemoet gekomen. X komt tevergeefs in beroep en gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam onderzoekt het toetsingskader rond de verlengde navorderingstermijn. Zodoende overweegt het hof dat er voor de verlengde navorderingstermijn voldoende aanknopingspunten moeten zijn met het buitenland, hetgeen in casu het geval is. Voorts stelt het hof vast dat de inspecteur is geslaagd in het bewijs rond de boetes op basis van wilsonafhankelijk materiaal. Het hof oordeelt dat in casu geen sprake is van vrijwillige inkeer. Hoger beroep ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 1 augustus