Belanghebbende, X, is directeur en voor 75% aandeelhouder van X bv. De bv maakt eind 2000 een bedrag van € 200.000 over naar een nv. De bv, die zelf handelt in effecten, opties, edele metalen, futures en termijncontracten, draagt aan die nv op dit bedrag langs internationale omwegen door te sluizen naar een cliëntenremisier. Dit is een tussenpersoon die een klant in contact brengt met een belegger. Aan de belastingadviseur van de bv is medegedeeld, dat het de aankoop van calls AEX betreft. In verband hiermee is door de belastingadviseur in de jaarrekening van de bv in 2000 een negatief bedrag van € 300.000 als ''overige verliezen op effecten" verwerkt. Zowel de aangifte Vpb van de bv als de aangifte IB van de dga over het jaar 2000 zijn door de inspecteur gevolgd. In 2006 is bij een boekenonderzoek aandacht besteed aan de genoemde verliespost. Als dat eind september 2006 nog niet tot een eindconclusie heeft geleid en de verjaringstermijn voor navordering dreigt te verlopen, verzoekt de inspecteur X te verklaren dat hij bij de navordering van inkomstenbelasting over 2000 geen beroep zal doen op de overschrijding van de navorderingstermijn. Dat verklaart hij. De navorderingsaanslag IB 2000 wordt uiteindelijk pas op 14 november 2008 opgelegd. Op 22 februari 2004 ontvangt de AFM een anonieme brief waarin iemand meldt dat hij door middel van dreiging en afpersing gedwongen wordt om mee te werken aan het wegsluizen van geldmiddelen van de bv naar de dga. Daarop volgt een strafrechtelijk onderzoek.
Hof Den Haag (MK I, 21 januari 2014, BK-12/00538, V-N Vandaag 2014/1067) komt, net zoals de rechtbank, mede op basis van de in deze zaak afgelegde verklaringen, tot de conclusie dat het hiervoor genoemde bedrag inderdaad ten gunste van de dga in privé aan de bv is onttrokken. Het hof volgt de rechtbank in het oordeel dat de dga gehouden is aan zijn belofte om zich niet te beroepen op de termijnoverschrijding, zodat de navorderingsaanslag, waarbij € 200.000 bij de dga als inkomen in 2000 is belast, in stand blijft. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.20a