Belanghebbende, X bv, heeft een 100% dochter-bv met een bancair rekening-courant krediet. X bv is vanaf 2003 hoofdelijk aansprakelijk voor het krediet. Begin 2013 verstrekt X bv in totaal € 65.000 aan de dochter zodat die het krediet kon verlagen. Later dat jaar gaat de dochter failliet. Op dat moment is de schuld aan de bank € 155.971. In haar VPB-aangifte over 2012 vormt X bv een voorziening van € 220.971, zijnde het totaal van de schuld en de in 2013 gedane betalingen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv de hoofdelijke aansprakelijkheid heeft aanvaard als aandeelhouder zodat het daaruit voortvloeiende verlies niet ten laste van de winst kan worden gebracht (zie HR 17 oktober 2014, nr. 14/00955, V-N 2014/54.12). De aansprakelijkheid is namelijk zonder nadere voorwaarden en voor onbepaalde tijd aanvaard en zonder dat de dochter zekerheden heeft verstrekt. Een derde (niet-aandeelhouder) zou de aansprakelijkheid in deze vorm niet hebben aanvaard. Het maakt ook niet uit dat X bv in ruil voor de aansprakelijkheid wel een hogere rente van de bank op haar eigen deposito-rekening ontving. Het beroep van X bv is ongegrond.
Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 6 juli