Rechtbank Den Haag oordeelt dat de heer X in 2014 objectief bezien redelijkerwijs niet mocht verwachten dat met zijn participatie van € 10.000 in de film 'Bloed, zweet & tranen' over het leven van André Hazes een voordeel zou worden behaald. De participatie is dus geen bron van inkomen.
De heer X neemt vanaf 2013 voor € 20.000 deel in een filmfonds dat twee films beoogt te produceren en te exploiteren. De totale kosten hiervan zijn in de prospectus begroot op € 5.904.484. Vanaf 2014 neemt X ook voor € 10.000 deel aan een ander filmfonds dat de film 'Bloed, zweet & tranen' wil gaan produceren en exploiteren. De totale kosten hiervan zijn in de prospectus begroot op € 4.439.000. In zijn IB-aangifte over 2014 claimt X aftrek van € 14.725, zijnde het per saldo in dat jaar geleden verlies op de participaties. Volgens de inspecteur zijn de participaties in de filmfondsen geen bron van inkomen en hij weigert de aftrek te verlenen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X in 2014 objectief bezien redelijkerwijs niet mocht verwachten dat met de participatie in de film 'Bloed, zweet & tranen' een voordeel zou worden behaald. Bij minder dan éénderde van (39) andere vergelijkbare Nederlandse films is namelijk een opbrengst van € 5.000.000 of meer behaald. X stelt vergeefs dat de aan de film voorafgaande musical over het leven van André Hazes enorm populair was, terwijl ook de hoofdrolspeler dezelfde is. Dit weegt namelijk niet op tegen de cijfermatige benadering. Voor de bronvraag inzake de andere participaties wordt verwezen naar de uitspraak over 2013 (zie nr. 17/6639). Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 23 augustus