Hof Den Haag oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat de inspecteur uitlatingen heeft gedaan over de verrekenbaarheid van de verliezen binnen een f.e. De verliezen van E bv en F bv kunnen dan niet worden verrekend alsof tussen C bv, X bv, E bv en F bv een f.e. bestaat.

C bv houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. D houdt de aandelen in C bv en daarnaast ook in E bv en F bv. Nadat de inspecteur de VPB-aanslag 2016 aan X bv heeft opgelegd, verzoekt zij in een bezwaarschrift tegen deze aanslag om vanaf 1 januari 2016 een f.e. voor de VPB te mogen aangaan met de andere vennootschappen. X bv wil verder rekening houden met de compensabele verliezen van E bv en F bv. In hoger beroep beroept X bv zich op het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.

Hof Den Haag oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat de inspecteur uitlatingen heeft gedaan over de verrekenbaarheid van de verliezen binnen een f.e. De verliezen van E bv en F bv kunnen dan niet worden verrekend alsof tussen C bv, X bv, E bv en F bv een f.e. bestaat. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Ook is volgens het hof niet van belang dat de inspecteur X bv er niet op heeft gewezen dat voor het bestaan van een f.e. aan bepaalde vereisten en formaliteiten moet worden voldaan. Verder verwerpt het hof ook het beroep van X bv op de schending van het rechtzekerheidsbeginsel. De inspecteur heeft namelijk niet met terugwerkende kracht nadelige maatregelen ten aanzien van X bv genomen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 22 september

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen