Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X en zijn ouders de schenking civielrechtelijk hebben ontbonden. Hierdoor is er een ongedaanmakingsverplichting aan de zijde van X en een terugvorderingsrecht aan de zijde van zijn ouders ontstaan. 

X ontvangt in 2014 bij aankoop van een woning een schenking van € 70.642 van zijn ouders. Hij doet hierbij met succes een beroep op de eenmalig verhoogde vrijstelling van schenkbelasting. In 2018 ontvangt hij ten behoeve van zijn woning nogmaals een schenking van € 29.375 van zijn ouders. Het beroep op de eenmalig verhoogde vrijstelling schenkbelasting wordt deze keer geweigerd. X besluit daarop het geschonken bedrag van € 29.375 terug te storten op de rekening van zijn ouders. Volgens de inspecteur blijft de aanslag schenkbelasting in stand omdat X en zijn ouders de mogelijkheid van herroeping of ontbinding niet waren overeengekomen en er ook geen sprake is van dwaling. In geschil is of de inspecteur de aanslag schenkbelasting moet verminderen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X en zijn ouders de schenking civielrechtelijk hebben ontbonden. Hierdoor is er een ongedaanmakingsverplichting aan de zijde van X en een terugvorderingsrecht aan de zijde van zijn ouders ontstaan. De uitoefening van het terugvorderingsrecht dat door ontbinding van de overeenkomst ontstaat, betreft een verminderingsgrond voor schenkbelasting. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 6 271

Successiewet 1956 53

Successiewet 1956 33

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting, Verbintenissenrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 6 juli

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen