X komt in beroep tegen de hem opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting en tegen de bijbehorende boetebeschikkingen. Reden voor de aanslagen is dat X, volgens de Belastingdienst, in de jaren negentig over verzwegen bankrekeningen bij de KB-Luxbank beschikte. Hof Amsterdam verklaart het beroep van X gegrond. De navorderingsaanslagen, de boeten en de heffingsrente worden verminderd. X komt in cassatie. De Hoge Raad overweegt dat alleen het middel dat is gericht tegen het oordeel van het hof omtrent de aan X opgelegde bestuurlijke boeten slaagt. Verwijzingshof 's-Gravenhage moet beslissen in hoeverre de inspecteur voor elk van de jaren 1993 tot en met 2000 het bewijs heeft geleverd dat X het feit ter zake waarvan de boete is opgelegd, heeft begaan. Ook moet het verwijzingshof, voor zover het bewijs van beboetbare feiten is geleverd, beoordelen in hoeverre elk van de opgelegde boeten gelet op de omstandigheden van het geval een passende en ook geboden sanctie voor de begane vergrijpen is. Verwijzingshof 's-Gravenhage acht de inspecteur geslaagd te bewijzen dat het telkens aan opzet van X is te wijten dat te weinig vermogensbelasting is geheven. X heeft bewust gekozen een bankrekening te openen in een land met een bankgeheim teneinde voor de heffing van belasting in Nederland tegoeden en inkomsten voor de inspecteur verborgen te houden. Het hof acht de vermindering van de boeten tot op 80% passend en geboden. Vanwege undue delay worden de boeten uiteindelijk tot op 64% van het eerder door Hof Amsterdam vastgestelde bedrag van de belasting verminderd.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16