De heffingsambtenaar van de gemeente Wijchen legt aan X de in geschil zijnde nota leges op van € 13.581,40. De aanslag is gebaseerd op een heffingsgrondslag (de bouwkosten) van € 3.395.350. In hoger beroep is onder meer in geschil de hoogte van de bouwkosten en de vraag of de gemeente de opbrengstlimiet van art. 229b Gemeentewet heeft overschreden.
Hof Arnhem oordeelt dat de wijze van vaststelling van de bouwkosten door de gemeente Wijchen aan de hand van een zogeheten Richtprijzentabel niet inzichtelijk is. Nu een aanneemsom ontbreekt, moeten de bouwkosten volgens de legesverordening worden geraamd met gebruikmaking van het normblad NEN 2631. Het is de heffingsambtenaar op zichzelf toegestaan, zo overweegt het hof, om een beleid te ontwikkelen voor de berekening van de bouwkosten. Dat beleid moet echter wel inzichtelijk zijn, in die zin dat kan worden gecontroleerd welke berekeningen daaraan ten grondslag liggen en of de grondslagen en de uitkomsten van die berekeningen corresponderen met de in de verordening opgenomen norm. Nu in de gemeente Wijchen die inzichtelijkheid ontbreekt, besluit het hof de grondslag voor de bouwleges te verlagen tot het door X genoemde bedrag van € 710.600. Dit leidt tot een vermindering van de legesnota van € 13.581,40 naar € 2842,40. Het hof oordeelt verder dat de gemeente zich niet schuldig heeft gemaakt aan schending van de opbrengstnorm van art. 229b Gemeentewet.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem
Editie: 13 februari